De betekenis van stout is ondeugend of ongehoorzaam. Feitelijk ben je stout als je iets doet wat (stiekem) niet mag. Stoute jongen! In de Middeleeuwen was dit wel anders. Toen associeerde men stout met stoere, heldhaftige daden.
We spreken aan het begin van de 13e eeuw als we het woord voor het eerst tegenkomen in onze taal. De betekenis van stout is dan als volgt: dapper, (stout)moedig. “Ein cuone ridder ende stout”, schreven we rond 1230. Een dapper en stoutmoedig ridder. Het was in de Middeleeuwen een eer om ‘stout’ genoemd te worden. In de 14e en 15e eeuw kregen zelfs enkele koningen deze titel. Zo werden wij tussen 1467 en 1477 geregeerd door Karel de Stoute. Ook hier stond dit voor Karel de Stoutmoedige of zelfs Karel de Roekeloze (een naam die hij kreeg door zijn grote voorliefde voor oorlogje voeren).
Na de Middeleeuwen was het echter snel klaar met die stoutmoedige betekenissen. In 1567 stond stoudt al voor vrijpostig, vrijmoedig of brutaal. Het woord kreeg meer en meer betrekking op kinderen: ‘weest me je leven niet stout’ (wees nooit van je leven meer ondeugend) zeiden we in 1612. De huidige betekenis van stout was geboren.
We gingen dus van moedig, naar brutaal tot ondeugend. De betekenisverandering komt waarschijnlijk doordat ‘moed’ steeds meer de associatie kreeg met eigenzinnigheid en opstandigheid. Een stout iemand trad buiten de gebaande paden. Ouders leren kinderen natuurlijk om braaf te zijn en niet opstandig. Of beter gezegd: niet ongehoorzaam. Waarschijnlijk had dit het gevolg dat stout meer en meer de associatie kreeg van ondeugend of ongehoorzaam. Bijzonder, hé?
Leuk feitje: Het spreekwoord ‘de stoute schoenen aantrekken’ is een overblijfsel van de vroegere betekenis van stout. Dit betekent namelijk: iets zeggen of doen, wat moed vergt. Dit overtreft mijn stoutste verwachtingen (dit overtreft mijn hoogste verwachtingen) is een ander voorbeeld!
De etymologie achter stout
Volgens het Etymologisch Woordenboek hebben we stout waarschijnlijk overgenomen uit het Oudfries of Middelnederduits (een taal die rond het rijngebied tussen Nederland en Duitsland werd gesproken). In andere talen werd stout ook met ‘trots’ of zelfs ‘gemeen’ geassocieerd. Zo was in het Middelnederduits stolt een voornaam, aanzienlijk of trots. In Friesland zeiden ze rond het jaar stult (trots, dapper) als ze stout bedoelden.
Oorspronkelijk komt stout van stulta(z), het Proto-Germaanse (een reconstructie van de taal die ze rond het jaar 0 hier spraken) woord voor dapper. Etymologen hebben ook verbanden gevonden met de Proto-Germaanse woorden voor steel (stelan) of stijf (stiba). Kloppen deze, dan valt de etymologie van stout helemaal terug op het Proto-Indo-Europeaanse woord voor staan of recht: stel-. We spreken dan over 4500 tot 2500 voor Christus.
Dit zou betekenen dat stout oorspronkelijk is af te leiden aan ‘onbuigzaam’ of ‘een trotse, rechte lichaamshouding’.
Nog een leuk feitje: Een stout biertje, zoals een Guinness of Murphy’s, komt uit het Engels. Daar betekende het in 1386: ‘krachtig gebouwd’ of ‘sterke geest’. Hier zijn deze donkere, vaak sterkere biertjes naar vernoemd.
Meer etymologievoer: de aangename betekenis achter lekker
Wist je dat… toveren terug te leiden is tot Germaanse runen?