Virtueel lijkt een supermodern woord. Het komt bijvoorbeeld voor in virtual reality; een door de computer gegenereerde realiteit. Een virtuele werkelijkheid. De oorspronkelijke betekenis van virtueel dateert echter van ver voordat wij van computers gehoord hebben.
De eerste betekenis van virtueel in de Nederlandse taal is namelijk potentieel aanwezig. Dit betekende in 1660 destijds zoiets als: iets in essentie of op papier zijn, maar wat (nog) niet daadwerkelijk zo is. Deze zin uit 1843 legt het prachtig uit: “Virtuele Snelheid toch is niet eene zoodanige, die een ligchaam daadwerkelijk heeft, maar eene snelheid, welke het zou hebben indien het bewogen wierde.”
In 1938 vervingen we deze lange uitleg voor denkbeeldig. Deze definitie wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt, bijvoorbeeld in de sportwereld (Ajax staat in de laatste ronde van de competitie virtueel op 1).
Van Virtual Memory tot Virtual Reality
De stap van denkbeeldig naar computer is natuurlijk niet zo groot. De hedendaagse definitie van virtueel hebben we waarschijnlijk te danken aan de Amerikaanse wetenschappers John Cocke en Harwoord Kolsky. Zij presenteerden in 1959 een paper over Virtual Memory op een computerconferentie in Boston. Hierin beschreven ze virtueel geheugen als een manier om de snelheid van computer te verhogen. Geheugen die er in essentie is, maar niet daadwerkelijk bestaat!
Langzaam gingen we hierdoor virtueel steeds meer met computers associëren, waardoor het ook gesimuleerd door een computer ging betekenen. Het fenomeen Virtual Reality (VR), dat tegenwoordig steeds meer aan populariteit wint, dankt zijn naam hieraan!
Leuk feitje: Tot op de dag van vandaag heeft een computer virtual memory. Hierbij worden niet-belangrijke gegevens op een ongebruikt gedeelte van je harde schrijf opgeslagen, om zo meer werkgeheugen vrij te houden voor de programma’s die je op dat moment open hebt staan.
Virtualis en de oorsprong van virtueel
Maar waar komt het woord virtueel dan weg? Nou, oorspronkelijk is het gebaseerd op het Latijnse woord voor man: vir. Huh?
Virtueel kwam dus is in 1660 binnen in onze taal. Toentertijd was het een leenwoord van het Franse virtuel, dat dezelfde betekenis had: potentieel aanwezig. De Fransen hebben het op hun beurt gebaseerd op het prachtige Latijnse woord virtualis. Virtualis is zogenoemd Neo-Latijn (een woord dat pas na de Romeinen is geïntroduceerd) en volgens deze blog gebruikten dokters in de middeleeuwen dit onder andere om het potentiële effect van medicijnen te beschrijven. Het virtuele effect van de medicijnen, dus!
De etymologie van virtueel gaat nog verder: virtualis is op zijn beurt het bijvoeglijke naam woord van virtus. Virtus is wél door de Romeinen zelf verzonnen en staat voor uitmuntendheid, waarde of doeltreffendheid. Speciale vaardigheden die de ware potentie van iemand naar boven laten komen. Allemaal eigenschappen die men in de Oudheid toeschreven aan de stoere helden die de hoofdrol speelden in mythische verhalen. Vandaar dat het waarschijnlijk van vir (man) is afgeleid. Virtus betekent dus eigenlijk mannelijk!
Meer etymologievoer: hoe Pong voor het woord videospel zorgde
Wist je dat… Pokémon oorspronkelijk Capsule Monsters zou heten?