Uitvogelen. Fascinerend dat wij de associatie met vogels leggen als wij iets moeten uitzoeken. Maar waar komt dit eigenlijk vandaan? Laten we het hebben over de etymologie van uitvogelen.
Uitvogelen is een samenstelling van uit (tot het einde toe) en vogelen (het bekijken en onderzoeken van vogels), en wordt sinds circa de jaren ’60 van de vorige eeuw in onze taal gebruikt.
Het woord lijkt ontstaan vanwege zijn associatie met vogelaars, wat ertoe leidde dat uitvogelen gebruikt wordt om op een luchtige wijze te zeggen dat je iets tot het einde gaat onderzoeken.
Mogelijk is het woord in gebruik genomen als manier om te zeggen dat je klaar was met vogelen: ‘ik ben uitgevogeld’. Dan zou uitvogelen op dezelfde wijze zijn ontstaan als uitdokteren (ik ga dit als een dokter uitzoeken).
Wacht even, vogelen?
Interessant genoeg werd de huidige definitie van vogelen pas na de tweede wereldoorlog populair: van oudsher heeft dit woord helemaal niets met onderzoeken te maken.
Vogelen stond in de 14e eeuw voor het jagen op vogels, maar ook voor het paren van vogels. Laatstgenoemde betekenis ontwikkelde zich zelfs op mensen: in de 16e eeuw stond vogelen voor geslachtsgemeenschap, een definitie die in het Vlaamse gedeelte van België nog altijd de overhand heeft.
Leuk feitje: Wij gebruiken dieren vaker als werkwoord. Uitvissen bijvoorbeeld. Dit bekekent: ‘uitzoeken hoe iets zit‘. Een auteur van De Nieuwe Taalgids, Jaargang 70 betoogde in 1977 dat er verrassend veel overeenkomsten zijn tussen onze associaties met vogels en vissen.
Het is daarom extra grappig dat het eerste bijgehouden gebruik van uitvogelen in de Nederlandse taal tóch met seks te maken heeft. “Ze had zich verschrikkelijk verheugd op het nieuwe standje, dat ze met hem wilde uitvogelen”, schreef Marjan Berk in 1984.
Toch is dit geen indicatie dat uitvogelen stiekem toch van die tweede betekenis komt. Al zou ik wel oppassen als je als Nederlander in België zegt dat je iets gaat uitvogelen.
Wist je dat…
…bakkeleien alles te maken heeft met Maleise gevechtsbootjes?
…eekhoorn juist (bijna) niets te maken heeft met de eik?