Waar komt het woord kat vandaan? En hoe zit het met kitten, kater en poes? Neem je poezenbeest maar alvast op schoot. In dit artikel gaan we op zoek naar de etymologie van kat.
Omdat katten al zo lang bestaan, is de precieze etymologie van de kat onduidelijk. Er gaat een theorie dat kat oorspronkelijk een lokwoord is, verbasterd uit de lokroep kt, kt, kt. Dit wordt versterkt doordat het woord voor huiskat in nagenoeg elke Europese taal op elkaar lijkt.
De eerste sporen van de kat als huisdier in Europa gaan terug tot liefst 7.500 voor Christus, maar toch duikt het eerste tastbare woord voor huiskat pas op rond 350 na Christus: in het Latijn zei men cattus, terwijl men in het Proto-Germaans Katta zei. Het woord is sinds 1210 voor het eerst te vinden in de Nederlandse taal, als cat(te).
Leuk feitje: Felis silvestris catus is de wetenschappelijke naam voor de huiskat. Het bestaat uit drie Latijnse woorden: Felis (kat), Silvestris (wild, in het bos levend) en catus (huiskat). De wilde huiskat-kat! De overkoepelende naam voor alle katachtigen is felidae en omvat ook leeuwen, tijgers en andere roofdieren.
Waar komen de woorden kitten, kater en poes vandaan?
Kitten
Een kitten is een jonge kater of poes. Dit is een leenwoord van het Engelse kitten. Zij schreven het tegen de eind van de Middeleeuwen als kitoun, een woord dat ze waarschijnlijk overgenomen van het Oudfranse chitoun (kleine kat). Dit is een verkleinwoord bij het Latijnse cattus.
Wist je dat kitten nog maar kort in onze taal voorkomt? De Van Dale heeft het pas sinds 1984 in het woordenboek staan. Als we daarvoor refereerden naar een jonge kat, zeiden we gewoon katje.
Kater
Een kater is een mannetjeskat. Bij dit woord is het haast zeker dat het uit een Germaanse taal komt. In het Proto-Germaans zei men kats men kater bedoelde. Via het Oudhoogduitse kataro (9e eeuw) is het als chater in onze taal terecht gekomen.
Het duikt in het Nederlands eerst op als bijnaam: hugo chater (Hugo de kater) of Clais die cater (Clais de kater). Sinds 1300 wordt het écht gebruikt als mannetjeskat. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de volgende zin: dus bem ic ayser dan een cater. Het is niet zeker waarom wij die ‘-er’ erachter plakten. In navolging van kater werd het echter wel gebruikelijk om dit voor andere mannetjesdieren te doen.
Nog een leuk feitje: Die kater die je hebt na een avondje iets te flink stappen? Die komt uit het Duits! Studentenkringen in Leipzig gebruikten het woord rond 1850 voor het eerst. Het is een verbastering van Katarrh (slijmvliesontsteking). Daarvoor noemden we een kater in het Nederlands overigens katterig of katterigheid, dus die kattenassociatie zat er altijd al in.
Poes
Een poes is een vrouwtjeskat (maar wordt ook gebruikt als algemene benaming voor een kat). Poes komt bijna zeker voort uit een lokroep voor de huiskat: ps, ps, ps. Varianten op poes komen in bijna heel Europa voor, zoals puss (Engels) of pus (Noors). In het Albanees is pise zelfs ‘lokroep voor de kat’!
Poes komt in 1617 de Nederlandse taal binnen als puys. Pas een halve eeuw later spelden we het als poes, naar de Nederduitse spelling. Nederduits is een dialect die men spreekt bij de grens tussen Nederland en Duitsland.
En nóg een leuk feitje: Wist je dat kat bij de Koninklijke Marine ook fooi of salaris betekent? Katje komt van het Franse gage (belofte), een woord dat in de VOC-tijd in Nederlands-Indië gekomen is. Zij verbasterden dit tot gadji. De Nederlandse scheepsmensen die in Nederlands-Indië kwamen vonden dit exotische woord zo cool, dat ze het overnamen en verbasterden tot katje.
Meer etymologievoer: de knagende etymologie van eekhoorn
Wist je dat… ons woord voor konijn uit een nu uitgestorven taal komt?