Giraffes zijn de langste landzoogdieren, en kunnen wel vijf meter hoog worden. Maar waar komt de naam voor dit dier eigenlijk vandaan? Nou, vroeger heette ‘ie eigenlijk anders. Ik neem je mee de hoogte in, naar de etymologie van giraffe.
Giraffe vindt zijn oorsprong in het klassiek Perzische zurnāpā. Een samenstelling van zurnā (fluit) en pā (been). Oorspronkelijk betekent giraffe dus iets als “fluitbenen”.
Dit is door het Arabisch overgenomen als zarāfa. Het kwam omstreeks 1555 in het Nederlands terecht als ‘gieraffe’, via het Italiaanse giraffa.
Ander woord voor giraffe
Vroeger stond de giraffe in Nederland echter bekend als kameelpardel of kameelpaard. Dit was een mengelmoes van kameel en paard, maar vooral een verbastering van het Latijnse woord camelopardus. Letterlijk: kameelpanter of kameelluipaard. De Romeinen noemden de langnek zo vanwege de typerende vlekken op de huid, die veel lijken op die van een luipaard.
Leuk feitje: In Zuid-Afrika, waar ze een taal spreken die lijkt op het Nederlands, heet de giraffe nog steeds een kameelperd!
Kameelpaard kwam veel voor in oude Nederlandse reisverslagen. De eerste betekenis van het Nederlandse gieraffe was dan ook ‘kameelpaard’. Deze betekenis hield lang stand: zelfs in 1847, toen we het woord al in de huidige spelling schreven, stond kameelpardel als definitie in het woordenboek.
Waarom kameelpaard uiteindelijk toch het onderspit moest delven? Dat kwam volgens de Etymologiebank omdat de term kameelpaard eigenlijk niet bekend was bij het grootste deel van het volk. Toen de Italianen Nederland en de rest van Europa via ouderwetse dierentuinen (menagerieën geheten) voorstelden aan de giraffa, werd deze naam gangbaar om te gebruiken.
Grappig genoeg heeft niets van zijn etymologie dus te maken met zijn lange nek!
Wist je dat… ons woord voor konijn uit een nu uitgestorven taal komt?
Meer etymologievoer: de herkomst van eekhoorn